donderdag 17 januari 2013

C: Moestuin deel 3: teeltplan

Een stapsgewijze opsomming over het opzetten van een ecologische moestuin op zandgrond.
Vandaag deel 3:

Het teeltplan (3 gouden regels):


Buiten ligt een dik pak sneeuw. Alle activiteiten ín de moestuin liggen stil, maar dat houdt niet in dat je niet met je moestuin bezig kunt zijn! Nu is de perfecte tijd om je teeltplan te maken of bij te stellen.
Een teeltplan is niets meer of minder dan bepalen wat je komend jaar gaat zaaien en planten, en waar het komt te staan in je moestuin.
Bij het bepalen van je teeltplan zijn er een drie gouden regels:

  • Plant of zaai alleen groenten en fruit die jij (en je gezin) lekker vindt en ook écht gaat eten. Het heeft namelijk weinig zin om een prachtige moestuin te hebben als je niets lust van de oogst. Lijkt me logisch, toch?
  • Plant en zaai alleen datgene waar je moestuin zich voor leent. Dat heeft met grondsoort, zonlicht en ruimte te maken. Nu kun je de grondsoort plaatselijk wel aanpassen voor bepaalde planten of struiken, maar als je veel schaduw in je tuin hebt of maar beperkte ruimte dan kun je daar maar beter rekening mee houden. Dat voorkomt een hoop frustratie. (over het algemeen geldt: Gewassen waarbij het gaat om blad of stengel kunnen wel wat schaduw verdragen (3-6 uur zon per dag) zoals: Sla, snijbiet, brocolli, bloemkool, bonen, peulen, rode biet, spruitjes, spinazie etc. Gewassen waarbij het gaat om fruit of wortel willen graag veel zon (6-8 uur zon per dag).
  • Plant en zaai alleen datgene waar je ook tijd voor hebt. Je hebt makkelijke gewassen en meer tijdrovende gewassen. Ben je niet in staat om veel tijd te steken in het verzorgen en bijhouden van je moestuin, richt je tuin daar dan ook op in. Bijvoorbeeld met gewassen die niet erg vatbaar zijn voor ziekten, vorst of droogte, niet snel doorschieten, wel veel bodem bedekken zodat onkruid minder kans krijgt, enz.
Verder zijn er nog een aantal zaken waar je rekening mee kunt houden om het allemaal net ietsje leuker en makkelijker te maken. Bijvoorbeeld:
  • Heb je beperkte ruimte, dan is het principe van "de makkelijke moestuin" waarschijnlijk het meest geschikt. In de tijd dat ik maar een paar vierkante meter tot m'n beschikking had was dat het meest ideaal. Maar kun je meer uitpakken qua ruimte dan is een teeltschema onmisbaar. Zo'n schema maakt gebruik van teeltwisseling (of vruchtwisseling) en combinatieteelt. Daarover straks meer.
  • Richt je ook eens op de gewassen die niet algemeen in de supermarkten liggen. Want in de periode dat je kunt oogsten liggen die groenten vaak ook vrij goedkoop in de supermarkt. Nu is niets zo lekker als vers uit je eigen moestuin, maar ik bedoel maar.. een aparte kleurvariant, of een moeilijk te verkrijgen (vergeten) groente, een bijzondere smaak of vorm. Het kan het allemaal nét iets specialer of economischer maken na alle zorg en liefde die je aan de tuin hebt besteed..
  • Zorg voor risicospreiding en teeltspreiding.  Gok niet op één gewas en zet niet alles tegelijk in de grond. Wil je aardappelen, neem dan vroege, midden en late soorten. Bij aardbeien zowel doordragende als enkeldragende. Kies meerdere soorten sla etc. Op die manier loop je minder risico mocht ergens uitval ontstaan door bijvoorbeeld ziekte, droogte, vorst. En is ook niet alles tegelijk oogstbaar, want dat wordt dooreten anders!
  • Een moestuin is niet alleen groenten. Ook fruit, kruiden of (al dan niet eetbare) bloemen kunnen prima.  Kruidenplanten werken eigenlijk het allerbest bij een moestuin aan huis, zodat je tijdens het koken gauw even wat kunt plukken. Hoe minder vaak je in de moestuin komt hoe beter je daar alleen de langzaam groeiende gewassen neer kunt zetten die je niet per se dagelijks nodig hebt of moet checken. Ik zet bijvoorbeeld geen courgette in de moestuin verderop maar in m'n eigen achtertuintje bij huis. Die dingen groeien zooo snel en zijn eigenlijk het lekkerste als ze niet groter worden dan 20 cm.

Teeltschema:

Bij een teeltschema deel je de gewassen in in een aantal groepen (bedden) en laat je die elkaar ieder jaar afwisselen. Op die manier beperk je het risico op ziekten doordat gewassen niet langdurig in dezelfde grond blijven staan. Voor sommige gewassen is het zelf noodzakelijk dat er een aantal jaar tussenzit eer ze weer in dezelfde grond geplant kunnen worden. De meest gebruikte en optimale indeling gaat uit van een wisselteelt van 6 jaar, dat betekent dus 6 bedden die elkaar afwisselen en steeds een jaar opschuiven. 
Zo'n groepering gaat uit van gewassen die goed bij elkaar in één bed kunnen staan zonder elkaar negatief te beïnvloeden (sterker nog, ze helpen elkaar vaak dmv deze combinatieteelt.) en die ongeveer dezelfde mestbehoefte hebben. Bij de volgorde van de wisseling hou je ook rekening met dezelfde criteria. (Sommige gewassen staan niet lekker in het bed van een voorgaand ander gewas, andere juist wel. En sommige gewassen hebben weinig behoefte aan meststoffen en voelen zich niet goed in een bed wat het jaar ervoor flink bemest is geweest.)

6-jarig wisselplan:

hier werk je met 6 bedden die elkaar jaarlijks afwisselen, de sterretjes geven de mate van mestbehoefte weer: * = geen/matig, ** = veel, *** - zeer veel.
  1. peulgewassen* (vb. bonen, erwten, peulen, linzen)
  2. koolgewassen*** (vb. kolen, spruitjes, broccoli, radijs, raapstelen)
  3. bladgewassen** (vb. spinazie, sla, postelein, warmoes, prei)
  4. vruchtgewassen** (vb. pompoen, courgette, maïs, tomaat, aubergine, paprika, pepers) 
  5. wortelgewassen* (vb. wortelen, ui, biet, knoflook, pastinaak, schorseneer, witlof)
  6. aardappelen* 
Het jaar erop komen de peulgewassen in het bed van de aardappelen en zo rouleert alles een plekje verder omhoog.
Dit is ook het schema wat ik in mijn moestuin aan ga houden. Daarnaast komt er nog een vast bed voor de (groene) asperges, en een vast bed voor de aardbeien. Over de aardbeien zijn de meningen verdeeld. Sommigen beweren dat aardbeien ook ieder jaar mee moeten schuiven, anderen beweren dat ze best een aantal jaar op dezelfde plek kunnen staan. Ik probeer eerst het laatste. Werkt dat niet naar m'n zin dan kan ik ze altijd nog meenemen in het schema.

Het teeltschema in de permacultuur:

Voor de liefhebbers en geïnteresseerden dit extra blokje. Als je richtlijnen van de permacultuur in je teeltplan wilt verweven hou dan rekening met het volgende.
In de permacultuur gaan ze ervan uit dat alles in je tuin zoveel mogelijk verschillende functies heeft (gericht op ofwel mens, dier als een ander plantgewas) liefst minimaal 3 functies. Bijvoorbeeld. Het plaatsen van een bessenstruik heeft functie in de vorm van: oogst als voedsel voor de mens (1), het kan dienen als windkering voor andere gewassen (2) het trekt, en biedt bescherming aan, vogels die je tuin ongediertevrij houden (3).
Tevens gaan ze uit van de regel dat elke functie op zijn beurt weer minimaal 3-maal wordt ondersteund. Bijvoorbeeld, voor de oogst van vruchten moet je niet afhankelijk zijn van één soort bessenstruik, zorg bijvoorbeeld naast een blauwe bes óók voor een framboos en een braam. Zorg naast de bessenstruik ook voor twee andere vormen van windkering voor gevoelige gewassen en voor minimaal 2 andere manieren om ongedierte in je tuin (natuurlijk) aan te pakken. Het is een ultieme vorm van risicospreiding en kan je dus aan het denken zetten wat je allemaal kunt toepassen om je tuin op zo'n natuurlijk mogelijke manier sterk te maken zonder té afhankelijk te worden. De combinatieteelt, waar we het eerder over hadden is daar ook al een voorbeeld van, planten die elkaar helpen, ofwel door ongedierte voor elkaar af te weren, steun te bieden, voor luwte te zorgen, grond voor te bewerken door stikstof te binden etc. Ik hou wel van dat soort puzzeltjes! Volop aan de planning dus!

(Volgende keer: Zaden, hoe en wat.)

Geen opmerkingen: