dinsdag 27 december 2016

C: Snail mail in 10 tips

De Kerstvakantie is hier begonnen. Dat is nog even drukte van een andere orde maar ongetwijfeld daarna ook een aantal rustige dagen. Tenminste, dat is de planning...niks plannen. Het liefst gebruik ik deze laatste dagen van het jaar om met poezen op schoot in een trager ritme te komen. De dag een beetje laten voortkabbelen en maar wat aanrommelen. Het sluit helemaal aan bij alle huidige omstandigheden, de donkere korte dagen, de afsluiting van het jaar, het terugblikken.
Bij het opsnorren van de kerstspullen op zolder vorige week stuitte ik op 3 oude doosjes. Ze zaten vol met ontvangen brieven van weleer. (Voornamelijk afkomstig van m'n man toen hij nog mijn vriendje was.) Geschreven in de tijd vóór de computer om de hoek kwam kijken. Hele correspondenties stuurde ik destijds per post en ik herinnerde me meteen weer de verrukking als er daaropvolgend een dikke brief op de mat terug plofte.

Wat een gemis eigenlijk. Tegenwoordig is het schrijven van een persoonlijk bericht grotendeels teruggedrongen naar een kaartje met verjaardagen of kerst. Of een vlugge mail over en weer. Ik kan niet anders concluderen dan dat we er behoorlijk bij ingeschoten zijn. Al die verzamelde brieven bij elkaar stonden opeens symbool voor die vertraging waar ik in vakanties zoals deze soms zo naar verlang. De tijd nemen voor iets, er iets moois en persoonlijks van willen maken, de wereld in sturen en dan maar afwachten. Dagen, of soms wel weken of zelfs maanden. Maar altijd in de wetenschap dat je ooit, vroeger of later, zomaar op een dag een brief terug zou kunnen krijgen. Als uitgesteld geluk dat je deur weer had gevonden. Zo staat er ook nog een kistje vol met brieven van een vriendin die naar Spanje emigreerde, jarenlang hebben we elkaar nog op de hoogte gehouden van onze dagelijkse levens, tot de computer het overnam en de persoonlijkheid verdween.

Inmiddels is het bijna een verloren vaardigheid geworden voor mensen die mét internet zijn opgegroeid, denk ik wel eens. Een persoonlijke dikke brief schrijven. Want hoe leer je dat nou? Niet op school toch? Tenminste.. afgezien van een sollicitatiebrief heb ik er nooit les in gehad. Je leert het voornamelijk door het gewoon te doen, en weer terug te krijgen. Dat was de reden dat ik een paar jaar geleden op vakantie (ter lering en vermaak) een lange brief stuurde naar m'n neefje, vol met tips hoe je eigenlijk een goeie lange persoonlijke brief schrijft en hoe leuk dat allemaal wel niet is om te kunnen.

En als ik zeg lange, dan bedoel ik ook lange... Tijdens een van de verjaardagen afgelopen weken nam m'n neefje 'm weer eens mee. Voor- én achterkant zijn helemaal volgeschreven. Bij elkaar ruim 2,75 meter aan brief. (Bovenstaande foto laat trouwens óók zien dat neefje een understatement is, het is puur een verkleinwoord gebaseerd op het leeftijdsverschil, want qua lengte heeft hij me al lang ingehaald.)

De tips zal ik hier met jullie delen. Wie weet, misschien begin je er zelf ook (weer) aan. Omdat het een stuk authentieker is dan een mailtje sturen, een stuk leuker ook, alleen al vanwege de voorpret en de wetenschap dat het geweldig is om te ontvangen.  De tips zijn in willekeurige volgorde en opgedaan vanuit eigen jarenlange ervaring.

tip 1:
Schrijf met de hand! Jouw hand, of eigenlijk jouw handschrift, is het persoonlijkste wat er is. Zolang je niet bezig bent met een sollicitatiebrief is daar eigenlijk geen uitzondering op. Ook niet als je een lelijk handschrift hebt, of haast onleesbaar. Natuurlijk mag je er wel een béétje je best op doen om het leesbaar te maken, maar het hoeft nou ook weer geen schoonschrift te zijn. (Mijn man, destijds nog mijn vriendje, heeft altijd een heel lelijk handschrift gehad. Zat ik daar te puzzelen wat hij in godsnaam geschreven had, maar wat ben ik blij dat dat hem nooit weerhouden heeft om te schrijven.)
Zinnen kunnen scheef gaan, woorden verkeerd geschreven of doorgehaald, misschien twijfel je wel over de grammatica, zo zonder een autocorrectie erbij. Maakt allemaal niets uit. Het gaat om de intentie die erachter steekt, dat weegt 1000x meer dan of het netjes is.
tip 2:
Dateer je brief. Ergens bovenaan in een hoekje schrijf je op z'n minst het jaartal. Liefst gewoon de hele datum. Wellicht ook nog tijd en plaats erbij voor de volledigheid. Voor de brief zelf is het niet per se van belang maar het fijne aan brieven is dat ze herlezen kunnen worden, soms wel jaaaaren later. Voor die gelegenheden is het ontzettend fijn als je ze dan nog in de tijd kunt plaatsen.
tip 3:
Als je een lange brief schrijft is dat tegen het eind een hele lap tekst bij elkaar. Je kunt dat wat speelser houden door het geheel wat op te breken. Wat goed helpt zijn kleine tekeningetjes hier en daar, ter illustratie of voor de leuk. Ook hier geldt, je hoeft helemaal niet goed te kunnen tekenen, het gaat niet om een tekenwedstrijd. (Mensen die niet goed kunnen tekenen maken vaak de mooiste illustraties trouwens!) Of, als je dat tekenen echt niet wil.. wie zegt  dat alle regels horizontaal moeten staan. Een stukje tekst haaks erop waardoor je het papier even moet draaien maakt het allemaal wat minder formeel. Zolang het maar geen doolhof van woorden is waardoor het irritant lezen wordt, maakt dat het geheel juist wat luchtiger.
tip 4:
Inhoudelijk is het soms wel lastig om een lange brief te schrijven, want wat schrijf je allemaal? Ik weet nog goed dat ik vroeger brieven schreef naar mijn oma. "Lieve oma, hoe gaat het met u? Met mij gaat het goed................ ", en vervolgens wist ik niets meer, zat ik daar te turen naar dat lege vel. Als je lange brieven schrijft hoeft heus niet alles hele inhoudelijke waarde te hebben. En het hoeft ook niet allemaal formeel opgeschreven te worden. Het scheelt al als je bedenkt dat je kunt schrijven wat je anders zou zeggen in een gesprek. En dan bedoel ik, alle liflafjes die anders ook voorbij zouden komen. Schrijven in spreektaal. Mijn brieven schreef ik vroeger altijd graag in de trein, dan beschreef ik wel eens wat er nou weer voor raar figuur tegenover me was gaan zitten, hoe die zat en eruit zag. Totaal onbelangrijk, maar het geeft de ontvanger een beeld van jouw beleving op dat moment alsof ie er zelf bij zou kunnen zitten. Kun je prima afwisselen met stukken die wel ergens op slaan.
tip 5:
Praktisch gezien is het nogal een kluif om een lange brief te schrijven. Qua tijd alleen al. Niemand beweert dat je dat in één keer moet doen, in de zin van..ik ga nú een brief schrijven en ik stop pas als ie klaar is. Veel handiger is het als je er een paar dagen, goh, zelfs een paar weken over mag doen. Leg 'm af en toe even weg. Na een tijdje zijn er vanzelf weer nieuwe dingen voorgevallen waarover je kan schrijven. Dateer dan elke keer weer opnieuw zodat het voor de ontvanger ook duidelijk is hoeveel tijd er tussendoor is gepasseerd. Dat maakt het allemaal een stuk beter behapbaar. En je beschrijvingen mogen ook best wat ouder zijn, het is geen e-mail!
tip 6:
Meestal schrijf je je brieven op gewoon formaat papier (A4 bijvoorbeeld) in plaats van op die lange lap die ik mijn neefje stuurde. In dat geval krijg je bij een lange brief al gauw meerdere kantjes. Nummer die pagina's. Dat is net als dateren een service naar de ontvanger. Je weet nooit hoe en waar jouw brief gelezen wordt. Springt er net een kat op schoot, valt het op de grond, waait het weg? Kleine moeite, groot plezier als de kantjes dan genummerd zijn.
tip 7:
Zorg voor fijn pen en papier. Dat zal de ervaring leren maar neem van mij aan dat dat er toe doet. Te glad papier, haperende pennen of ander ongemak is een bron van irritatie tijdens het schrijven. Zelf schrijf ik het liefst met 2B vulpotlood. Dan is m'n handschrift mooier, de weerstand op het papier fijner. M'n moeder schreef vroeger, voor haar hand verlamd raakte, het liefst met een dikke zwarte vulpen op gelig papier. Ze genoot van het geluid en de geur en hoe de letters zich vormden onder haar hand. Schrijven is een zintuiglijke ervaring, kies de materialen die bij je passen en voor je werken.
tip 8:
Maak werk van een mooie enveloppe. Dat is het eerste wat iemand ziet bij het ontvangen, zoals de kaft van een boek. Het is haast een belofte. Officieel hoort er natuurlijk een voldoende gefrankeerde postzegel en een leesbaar adres op te staan. En moet het door een brievenbus passen. Maar daarnaast zijn er legio mogelijkheden hoe een enveloppe er nog meer uit kan zien. Dat hoeft helemaal niet zo formeel te zijn. Op o.a. Pinterest kun je tegenwoordig de leukste voorbeelden zien ter inspiratie, bijv. hier. (20 jaar geleden vertelde onze dorpspostbode een keer dat ze altijd benieuwd was welke brief ze nou weer kon bezorgen, en dat die bij het postkantoortje soms eruit werd gevist om door iedereen bekeken te worden. In een klein dorpje ben je al gauw gespot!)
tip 9:
Niet iets wat ik standaard deed, maar soms, of bij sommige mensen, stuurde ik een kleine toegift mee, een soort cadeautje bij de brief. Een los tekeningetje, een gedroogd klavertje 4, een plat dropje, zoiets. Klein, plat en licht. Als je naar het buitenland stuurt, vooral buiten Europa, moet je wel weten of dat ook kan. Je mag niet altijd zomaar zaadjes of snoepjes meesturen van de douane. Zie ook hier.
tip 10:
Je hoeft niet altijd te wachten op antwoord voor je zelf weer gaat schrijven. Vooral als je weet dat de brieven toch wel over en weer gaan. Begin gewoon alvast weer met een beginnetje, het hoeft toch niet meteen af. Wie weet ben je al halverwege als je een brief terugkrijgt, nog genoeg tijd om er dan alsnog op in te haken. Zo spreid je het lekker uit. Zo lang je zelf maar met plezier schrijft en geniet van de brieven die je krijgt is het allemaal goed.

Wie schrijft, die blijft! Ik denk dat ik die oude vriendin in Spanje deze kerstvakantie weer eens ga verrassen met een ouderwetse brief. Dat is zo lang geleden.
(Voor iedereen die verder een correspondentie zoekt via ouderwetse snail mail kan hier eens kijken. Een platform voor brievenschrijvers van over de hele wereld.)

donderdag 15 december 2016

Het boek van Evert

Het is december. Cadeautjes maand. En ik heb een tip voor iedereen die een zwak heeft voor de nostalgische manier van leven. De zelfredzaamheid van de vorige generatie, het zelfvoorzienend en kleinschalig zijn. Het leven met de seizoenen, met de dieren, met de aarde.
Zelf heb ik daar een zwak voor. Waarschijnlijk omdat ik opgegroeid ben in een tijdscapsule, een piepklein boerendorpje dat destijds plaatselijk 20 jaar achterliep. Ik heb dat leven van dichtbij gezien, er af en toe in kunnen stappen en opgeslagen in een deel van m'n herinneringen waar ik met vlagen verlangend naar terugkijk. Het leven leek simpeler en overzichtelijker. Uiteraard door het gebrek aan snelheid; geen internet, geen globalisering. Maar ook door het dagelijkse ritme en de basale bezigheden. Een moestuin, het erf, de seizoenen, de dieren en de kleine behoeftes.

Het is geen nieuwe tip overigens. Maar waarom moet alles altijd nieuw zijn?

Zelf ontdekte ik het toen ik deze nazomer een korte vakantie hield op de Veluwe. Prachtig weer en lange wandelingen met lief en hondjes. En voor de gelegenheid een bezoekje aan het pluimveemuseum in Barneveld. Je bent kippengek of niet. (Wel dus.)

Het museum zelf was stil en donker door een bliksemflits de nacht ervoor. Best interessant nog hier en daar hoor, maar pas toen mijn oog viel op een hoekje achteraf in het museum begon een deel van mij echt op te leven. Daar stonden meubels en werktuigen bij elkaar die me sterk deden denken aan de vervallen boerderij van wijlen Frits. De oudere alleenstaande boer-buurman uit m'n jeugd waar Mirjam en ik vroeger heel vaak over de vloer kwamen. Het was alsof ik terug gezogen werd in de tijd. "Die tas had Frits ook, en zo'n fiets. En die spullen stonden ook in zijn schuur. En dat tafeltje had van hem kunnen zijn." Precies op dat moment sprong de stroom weer aan en begon een televisie te draaien met beelden vol nóg meer herkenbaarheid. Deze spullen waren natuurlijk niet van Frits geweest, maar van een soortgelijke, wellicht iets actievere, alleenstaande boer, Evert. Kennelijk een groot kippenliefhebber, vandaar zijn plekje in het museum. Er lagen prachtige zwart-wit foto's bij over Evert en zijn werkzaamheden, en het bleek dus dat er een boek van uitgebracht was. "Het leven van Evert"

 
Eenmaal weer thuis ben ik het gaan Google-en en het bleek nog steeds verkrijgbaar. Gewoon bij Bol ook nog. Dus bij wijze van souvenir heb ik dat besteld.
Het is met name een prachtig fotoboek, maar in 4 hoofdstukken zijn per seizoen ook de werkzaamheden van Evert beschreven. Hartverwarmend mooi gedaan. Het geeft inzicht in een persoon en levenswijze die uitgestorven lijkt, maar nog altijd tot de verbeelding spreekt en inspireert.
Een eerbetoon aan Evert, aan zijn inzet en overtuigingen. Een afspiegeling van een tijd die ik aan de zijlijn ooit heb mogen toezien, in de vorm van Frits en het dorp waar ik geboren ben. Maar bovenal een prachtig boek om te hebben of weg te geven. Aan iedereen die wel wat perspectief kan gebruiken in deze jachtige wereld.


dinsdag 6 december 2016

C: Ongediertjes

"Heb je last van ongediertjes?" Vroeg m'n Peruaanse volkstuin-buurman me eens toen ik zag dat er een leger woelmuizen in mijn moestuin was neergestreken dat overal gaten had gegraven. Ik moest meteen lachen. Wat een prachtig woord is dat..."Ongediertjes"... klinkt een heel stuk aaibaarder en vriendelijker dan het gebruikelijke "Ongedierte". Het zette het hele gebeuren meteen in een ander perspectief. Want wanneer is een diertje nou eigenlijk een ongediertje? En wanneer is last overlast? Ik besloot het allemaal nog maar even aan te zien en zo deelden de woelmuizen en ik een heel seizoen samen de moestuin. Overlast is het nooit geworden. Er was wel wat sprake van vraat hier en daar (vooral de knolselderij was favoriet) en soms schrok ik wel eens van een flits in mijn ooghoeken, maar gelukkig hadden ze ook het fatsoen om het seizoen erop uit zichzelf weer te verkassen. Wat natuurlijk niet betekent dat er 's nachts niet sowieso van alles rondkruipt vanuit de buurtuinen en bosjes. Onderdeel van de natuur, denk ik dan maar. Enigszins gesteund door onderstaand boek dat ik ooit kocht.
Maar afgelopen herfst kwam het probleem van ongediertjes wat dichter bij huis. Tijdens de schemer had m'n man een rat zien wegschieten in de kippenren in onze achtertuin. Het was voor het eerst dat er iets in die aard werd gesignaleerd. Ik had wel vaker de uitspraak gehoord "Heb je kippen dan heb je ook muizen" maar zelfs die had ik in de voorbije jaren nooit gezien. Dankzij de katten, meende ik altijd. Maar een rat is misschien toch wel een ander verhaal. Zouden ze daar op hun leeftijd nog achteraan gaan? Mwâh, waarschijnlijk niet misschien. Onze grote jagerpoes Wurre, die ooit met een dode kraai thuiskwam, ligt de laatste jaren steeds vaker binnen bij de verwarming. Niet al te veel meer geplaagd door uitdagingen en bevestigingsdrang.

Het regionale buurtkrantje berichte er de laatste maanden al standaard over, dat er een rattenplaag heerste en dat je verplicht was die in je huis en tuin te bestrijden. Dit kan ik dus niet op z'n beloop laten, vreesde ik. Maar om nou meteen zo'n beestje te vergiftigen? Niemand kan me toch verplichten om een dier dood te maken? Ik doe het dus op de ongediertjes-vriendelijke manier. En ging meteen bij Ko langs. De kippen-opa hier in de buurt.

Ko had namelijk afgelopen zomer eenzelfde probleem gehad bij zíjn kippen, en ook hij wilde geen dodelijke val zetten. Bij wijze van project ging hij toen zijn eigen levend-vangende val bouwen, gemaakt van allerlei gerecycled materiaal uit zijn schuurtje. Een prachtig ding, vond ik. Vol trots had hij laten zien hoe het werkte en mét resultaat. Hij ving er één versufte rat mee, waarschijnlijk al half vergiftigd door zijn buurman. Daarna had hij er geen meer gezien.

Nu mocht ik 'm lenen. Hier en daar werden er nog wat schroefjes gesmeerd en de afstelling aangescherpt en toen kreeg ik 'm voor onbepaalde tijd in bruikleen. Wat pindakaas in het bakje en afwachten maar.


Het duurde drie hele weken maar toen hadden we toch echt beet. 's Ochtends zat er opeens een prachtig bruin ratje in de val. Waarschijnlijk had ie al verwoede pogingen gedaan om het gaas door te bijten want op z'n neusje zat een schaafwondje. Maar verder zag ie er perfect uit, erg levendig ook.

Ik heb 'm meteen naar het bos gereden, een aantal kilometer verderop, ver van de huizen vandaan. Het was een prachtige rustige herfstochtend. "Dit wordt je nieuwe huis, maak er iets van en blijf vooral bij de huizen vandaan. Je volgende val zou zomaar iets minder fortuinlijk kunnen zijn." Sprak ik 'm toe.

Daarna schoof ik het deurtje weg en verdween het ratje met olijke hertensprongetjes het dichtstbijzijnde sprokkelbosje in. Terug naar huis had ik tóch het gevoel dat ik een goede daad had gedaan, zonder m'n burgerplicht te verzaken. Al is vast niet iedereen dat met me eens. Sindsdien ook geen ratjes meer gespot trouwens. Pfew!

maandag 5 december 2016

C: Boomplantdag

Gisteren een boompje geplant. Een tópdag, want op de komst van dit boompje heb ik ruim 4 maanden moeten wachten. In de zomer was ik namelijk plotseling tot het besef gekomen dat onze achtertuin helemáál niet te klein is voor een boompje, zoals ik eigenlijk altijd dacht.

Wij hebben, net als veel Nederlanders, een niet te groot tuintje. Het ligt over de volle breedte van ons rijtjeshuis en dan een meter of, wat zal het zijn...8 diep? Daarachter het schuurtje.
Zelf houden we wel van een gebruikstuin die niet te netjes is en veel elementen heeft. Centraal ligt een grote vijver, daarnaast een flink stuk kippenhok met ren, en aan de andere kant een paar moestuinbakken en verder rondom wat paadjes naar beide schuurdeuren. En een overkapping tegen het huis aan, met terras. Geen gras, wel heel veel pot- hang- en klimplanten.

Bovenstaande foto is nog van vóór de komst van de kippenren, maar het geeft een idee.
Lekker rommelig en dynamisch en daarom leek een boom me altijd onwenselijk. Of nou, we hébben wel een laagstam appelboompje die langs de zuid schutting is geleid, maar die valt niet erg op. En daarnaast een vijgenboom maar die staat voor het grootste deel verstopt achter het kippenhok. Echt een boom in het zicht is er niet.

Tot nu dus, want opeens was ik tot het inzicht gekomen dat het een denkfout was; dat een kleine tuin te krap wordt door een boom. In elke tuin past namelijk wel een boom, want bomen heb je in allerlei soorten en maten, dûh Chantal! Het hoeft niet meteen een massieve eik te zijn! Dus ik ging eens op onderzoek uit. Op internet bestaan hele lijsten met bomen specifiek voor kleine tuinen. Want waarom niet eigenlijk? Een boom is zo'n aanwinst. En als je even goed nadenkt over wat je wil en waar je 'm het beste plant dan hoort ie er echt bij. Fijn voor de vogels, fijn tegen de inkijk, fijn voor wat schaduw. Er wordt al zoveel gekapt en gerooid dat een boom planten de perfecte tegenactie is. Iedereen zou in z'n leven een keer een eigen boom moeten planten, juist in z'n eigen achtertuin!

In willekeurige volgorde leek het me fijn als mijn toekomstige boompje, naast z'n formaat, voldeed aan één (of meer) van de volgende criteria:
-prachtige bloesem in het voorjaar.
-mooi of bijzonder blad.
-prachtige verkleuring van de bladeren in de herfst.
-mooie groei qua takken voor het silhouet in de winter.
-lekker ruikend.
-vruchtdragend (in de zin van eetbaar.)

Vooral toen ik erachter kwam dat je ook bomen, geënt op een onderstam kon kiezen was de beslissing snel genomen. Dat is ideaal voor een kleinere tuin. Een lange smalle stam neemt namelijk zowel optisch als praktisch niet veel ruimte in. Dan hoeft ie ook niet mídden in de tuin te staan.
Tegen het schuurtje zou dan perfect zijn. Dan hebben de buren er geen last van qua schaduw maar geeft het de tuin wel wat meer privacy op inkijk van de verder gelegen achterburen.

En dit werd 'm. Een mispel. Ik heb eerst nog even zitten twijfelen over een krentenboompje op stam, vanwege de bijzondere verkleuring in de herfst én de krenten, maar wilde liever toch iets (veel) stoerders. Toen stuitte ik op de mispel. Jeetje, zie je die ooit nog? Ik kan me er van heel vroeger ééntje herinneren, toen onze schoolmeester ons mee op biologieles nam naar buiten. Daar stond een soort struikvorm naast het schoolpleintje. Het is zo'n mysterieuze boom, grillig, ouderwets. Het ademt naar oude boerenerfjes en vergeten tijden. Daarmee scoorde het voor mij meteen al 10 punten! Maar daarnaast tikte het ook nog 4 punten van m'n criteria-lijstje aan. Afgezien van het feit dat het reukloos is en niet hele bijzondere bladeren heeft krijgt het wel bloesem, verkleurt het in de herfst, geeft prachtige silhouetten in het najaar, vooral als de vruchten er nog aan hangen, want ja.... een mispel geeft óók nog vrucht. Nooit mispel gegeten en naar ik hoor zijn de meningen verdeeld, maar de mythe die daar weer omheen hangt vind ik al geweldig. De keus was bepaald. Het werd een mispel! Zonder twijfel!

Afgelopen week kwam ie eindelijk binnen bij ons tuincentrum, het was even een zoektocht geweest om er een op de juiste stamhoogte te vinden van de soort 'Westerveld" (want die geeft iets grotere vruchten.) en mét kluit. Maar dat had me aan de andere kant ruim de tijd gegeven om de grond alvast voor te bereiden. In de nazomer had ik op de bewuste plek de grond een kuub diep al helemaal losgemaakt en verrijkt met koemestkorrels en kalk. Zodat ze in een gespreid bedje kon gaan aarden.

En gister was dan de dag van de grote verhuizing. Eerst uitgraven, dan vervoeren en net voor de schemer stond ie erin. Onze nieuwe aanwinst, prachtig in het zicht. De stam steekt net een stukje boven de dakgoot van het schuurtje uit. De takken zitten hoog genoeg om er onderdoor te lopen. Ze staat perfect.

Nu nog een beetje kaal en ielig met de blote takjes. Maar ik kan niet laten elke keer even naar buiten te kijken en me voor te stellen hoe het komende jaar de tuin mede bepaald gaat worden door onze mooie nieuwe mispel. Ze staat er nu dan toch echt in al haar glorie en op een of andere manier maakt het de tuin méér tuin...maar dat krijg ik op foto helaas niet gevangen.
De berichten over de smaak van de mispel zullen voorlopig nog wel een poos op zich laten wachten. Eind oktober/november is de tijd van de vruchten, dat is net achter de rug. Maar als er mensen zijn met ervaring of een eigen mispel dan hoor ik het graag!