dinsdag 29 juli 2014

C: Permacultuur in de moestuin

Ik ben erg geïnteresseerd in permacultuur en probeer zoveel mogelijk elementen daarvan te integreren in mijn eigen (moes)tuin. Op internet is er ontzettend veel over te vinden. Video's, foto's en artikelen over allerlei aspecten van de permacultuur. Maar vaak wel heel ruim genomen. De tuinen die je daar voorbij ziet komen... man, dat lijken hele landgoederen aan huis. Fijn als je dat hebt, maar ik heb niet zoveel aan het indelen van de tuin in zones waar rekening wordt gehouden met boomgaarden en poelen enzo.
Vandaar dat ik zo blij werd van het volgende boek: "The vegetable gardener's guide to permaculture" van Christopher Shein en Julie Thompson. Met andere woorden, permacultuur specifiek voor de moestuin. Kijk, daar heb ik iets aan!

Ik verkeerde namelijk een heel klein beetje in een soort "identiteits-crisis" qua moestuin. Want als ik de plaatjes op internet mag geloven dan ziet de standaard permacultuur moestuin er ongeveer als volgt uit:
Mooie weelderige volle groene tuinen waarin romantisch kronkelende paadjes verdwijnen. Ogenschijnlijk chaotisch, want alles staat ongeordend maar met een vanzelfsprekendheid door elkaar. Vooral véél organische materialen en vormen. Liefst nog wat kippen erbij die gemoedelijk op de achtergrond lopen. Foto's die vaak in de avondzon zijn genomen, waarbij het warme strijklicht voor nóg meer loom gevoel zorgt. Je hóórt de bijtjes bijna zoemen en het liefst wil je meteen met blote voeten die foto binnenwandelen en neervlijen tussen het groen voor een klein dutje.  Zucht.

Ondanks dat ik echt een enorme zwak heb voor dit soort tuinen en écht dacht dat ook in mijn moestuin de keyhole-gardens en kruidenspiralen een plek zouden vinden, werd het daarentegen toch vrij traditioneel van opzet, met rotatiebakken netjes op een rij. De basis is helemaal niet organisch maar vooral geometrisch en hoekig. Geen kronkelende paadjes, geen kippen op de achtergrond en zeker géén dutjes!!
Ik voldoe dus niet aan het cliché beeld, voldoe ik dan ook niet aan de inhoud?!?

Ah, daarop geeft dit boek antwoord en houvast door middel van de 12 principes waarop permacultuur gestoeld is. Hoe je dat invult voor je eigen moestuin is afhankelijk van hoe jij er zelf tegenover staat,  dus hoe je eigen omgeving, middelen, kennis, mogelijkheden etc. zijn.
Maar voor ik die 12 principes uit de doeken doe zal ik eerst heel kort uitleggen wat permacultuur ongeveer inhoudt en waar het voor staat.

Permacultuur is breed toepasbaar, maar in alle gevallen staat het vooral voor een systeem om samenwerking met de natuur gericht op duurzaamheid voor mens én natuur te bewerkstelligen. Natuurlijke ecosystemen (zoals bijvoorbeeld bossen) worden daarbij als model genomen. Zorg voor de aarde en zorg voor elkaar zijn belangrijke ethische peilers. In de uitvoering voor de moestuin heeft het verder veel raakvlakken met ecologisch moestuinieren in de zin dat je met respect voor alles wat groeit en bloeit en leeft omgaat. (Al is bij de permacultuur wellicht iets meer nadruk op meerjarige overblijvende gewassen. (Meerjarige groenten, fruitstruiken, bomen)). Het verrijken van de grond, spreiden van risico's, bio-diversiteit in gewassen, natuurlijke bestrijding van plagen etc. zijn allemaal facetten waar je bij het tuinieren mee te maken krijgt.

De 12 principes volgens het boek:


1: Observeer

Kijk goed naar je tuin en de omgeving. De invloed van het klimaat en de seizoenen bepaalt voor een groot deel een gunstige ligging en indeling. Waar komt de heersende windrichting vandaan, hoe is de ligging t.o.v. de zon. Welke gewassen zijn geschikt voor het klimaat waar je in zit, en voor de grondsoort die voorhanden is. De directe omgeving speelt ook mee, bijvoorbeeld d.m.v. inkijk, geluid en dieren waar je rekening mee wil/moet houden. Deze informatie is uiteraard plaatsgebonden en maakt jouw moestuin al anders dan die van iemand anders.

2: Energie opvangen en bewaren

Om zo duurzaam mogelijk met energie om te gaan is het belangrijk dat je het kunt opslaan of bewaren voor schaarse tijden op lange of korte termijn. Denk bijvoorbeeld aan het opvangen van regenwater voor drogere perioden. Of het plaatsen van een kas voor meer en langer warmte. Maar ook het bewaren van voedsel voor de wintermaanden valt hieronder (drogen, inmaken, pekelen, wecken, inkuilen etc.)

3: Oogst

Je hebt een moestuin voor de oogst uiteraard, daar is veel van je inzet op gericht. Maar in de permacultuur is het begrip 'oogst' breder dan dat. Ook door het delen van kennis, ervaring, energie is er iets wat je kunt oogsten. Delen ís oogsten. Samenwerkingsverbanden, informatieve bijeenkomsten, kennis van andere culturen zijn allemaal bronnen waar je onderling iets te geven en te krijgen kunt hebben.

4: Wees onderdeel van een schakel

Zie je eigen moestuin, of plekken waarvan je oogst, niet als iets van nu, maar als onderdeel van een langere schakel. Een 'erfenis' van vorige bezitters (voorouders) dat je later weer doorgeeft aan nieuwe bezitters (kleinkinderen). Richt je dus ook op meerjarige gewassen. De boom waar je nu de vruchten van plukt is door eerdere generaties geplant, geef zo zelf ook weer erfenissen door. Dat hoeven niet alleen gewassen te zijn, ook het onderhouden draagt bij. Of bijvoorbeeld het verrijken van arme grond.

5: Gebruik hernieuwbare middelen 'renewable recources'

Het grote voorbeeld wat in het boek wordt genoemd zijn bomen. Multifunctioneel door de zaden, vruchten, schaduw, bladcompost, bouwmateriaal, energiebron, windkering, zuurstofproductie, mulch etc. Maar bovenal, hernieuwbaar. De energie ervan is niet uitputtelijk zoals bijvoorbeeld bij aardolie wel het geval is.

6: Produceer geen afval

Met andere woorden: Composteer. Al het 'afval' wat van de tuin afkomt kan weer omgezet worden in voeding en grondverbeteraar door het weer te composteren. Logischerwijs gebruik je dus ook geen gif in je moestuin.

7: Ontwerp van patroon naar detail

Hiermee bedoelen ze dat je in de moestuin patronen kunt nabootsen die in de natuur succesvol zijn gebleken. Als voorbeeld wordt hier de spiraal genoemd (zoals een slakkenhuis). Het zorgt in de tuin voor meer werkoppervlakte en de vorm biedt mogelijkheid om micro-klimaten te realiseren. De kruidenspiraal is een veel gebruikte toepassing in de permacultuur.

8: Integreer meer

Oftewel, combinatieteelt. Door de juiste gewassen bij elkaar te plaatsen zullen planten elkaar meer steunen in plaats van tegenwerken. Zo is de uitkomst groter dan de som der delen. En kun je dus meer planten op een kleinere oppervlakte kwijt die het samen toch goed doen, en dus meer oogst geven. (Voorbeeld hiervan zijn de "drie gezusters" Maïs, pompoen en bonen. Maïs zorgt voor steun voor de bonen, die op hun beurt weer veel stikstof vasthouden in de grond waar de pompoenen weer voordeel bij hebben. De pompoenen zorgen op hun beurt voor bodembedekking en dus onkruidbestrijding.)

9: Zorg voor kleine en langzame oplossingen 

Klein in de zin van kleinschalig. Geen grootse industriële aanpak wat gericht is op snelle scores, maar een moestuin die zo is ontworpen dat het uit meerdere kleinere facetten bestaat. Zoals eenjarigen naast meerjarigen (de nadruk vooral op meerjarigen.) Ook onderlinge zadenruil of het uitwisselen van de oogst met anderen zijn voorbeelden hoe je op kleine schaal voor oplossingen zorgt.

10: Diversiteit

Ga voor een polycultuur ipv een monocultuur in je moestuin. Dus liefst zoveel mogelijk variëteiten, ook per soort. Dat versterkt je positie als het om ziektes gaat waardoor de oogst dan niet helemaal verloren is. Niet alleen ziektes overigens. Ook periodes van droogte of juist nattigheid kun je beter aan als je meerdere variëteiten tegelijk kweekt. De tuin wordt er veerkrachtiger van.

11: Gebruik de ruimte

Maak slim gebruik van de ruimte die je hebt. Door de indeling en vorm ten eerste. Let daarbij op plantruimte t.o.v. loopruimte en ook op hoe zon- en schaduwgewassen zijn ingedeeld. Werk van laag naar hoog. En benut zoveel mogelijk grond.

12: Flexibiliteit en creativiteit

Het klimaat is veranderlijk, geen jaar is hetzelfde. Temperatuur, regenval, plagen.. probeer er mee samen te werken in plaats van proberen het te beheersen. 


Al met al doe ik het nog niet zo heel slecht. Ik heb héél goed de tuin geobserveerd voor ik begon, heb een kas en een regenton voor de giften van boven. En ik verwerk een gedeelte van de oogst voor barre tijden. Oogst die ik ook wel ruil of weggeef. Op de volkstuin is er altijd wel iemand met raad, en met een aantal buren houden we elkaar qua tuinbelevenissen op de hoogte van alle experimenten en voor- en tegenspoed, inclusief alle kennis die we daarnaast in huis hebben.
Je zit trouwens automatisch in een schakel als je op een volkstuin huurt. Mijn tuin heb ik overgenomen en zal ooit ook wel weer doorgegeven worden. In de tussentijd probeer ik de grond vruchtbaarder te krijgen en vervang ik fruitbomen die niet meer productief zijn. 
Alles wat ik tot nu toe aan materialen ingebracht heb, door het timmeren van de verhoogde bakken, was duurzaam hout, en ik composteer. Ik composteer veelvuldig! Met een officiële wormentoren en  2 kippen aan huis, een compostsilo en twee compostbakken en zelfs nog wormentorens ín de bedden op de tuin.. en ook nog de gewone GFT voor het bedenkelijke groen (lees: onkruidzaden en onkruidwortels) ben ik ruim voorzien!
Daarnaast pas ik uiteraard combinatieteelt toe en breng ieder seizoen steeds meer diversiteit in. Dat is een groeiend proces. En hoop ik van mezelf dat ik toch minstens wel flexibel en creatief ben! Kleinschalig ben ik in ieder geval zeker. Zelfs nog met ruimte voor groei want de tuin is nog steeds niet helemaal in gebruik.
Maar die patronen... tja, daarin lijkt mijn moestuin niet op een echte 'permie-tuin'. Ik weet ook niet waarom het er bij mij allemaal zo recht en hoekig uitkomt. Het was vooral praktisch om bij het maken van de verhoogde bakken van houten planken uit te gaan. En dan komt je al gauw op rechthoeken uit. En het idee van rotatiebakken vond ik ook erg overzichtelijk ook al is dat vooral een traditionele aanpak. Het bevalt me zo goed dat ik zelfs denk dat ik dat weer zo zou indelen als ik het over moest doen. Dus dat komt wel goed me die crisis!

Een leuk boek verder, met veel praktische tips over o.a. de basics van permacultuur, het ontwerpen van een moestuin, het verrijken van de grond, het kiezen van de gewassen (groenten, kruiden, bloemen, struiken en bomen), het opkweken vanuit zaad en hoe je gemeenschappelijke projecten op kunt zetten.
Bijna nét zo leuk als daadwerkelijk in de moestuin werken!

donderdag 24 juli 2014

C: Leren illustreren

Soms bedenk ik wel eens wat ik voor beroep zou hebben gekozen als ik geen keramist was geworden. Zou het een 'echt' beroep zijn geweest, of echt... wat zeg ik nou?  Een 'serieus' beroep bedoel ik dan, met toekomstperspectieven en een gegarandeerd inkomen van het soort waar je huizen van kan kopen? Een beroep dat je vooral met je hoofd gekozen hebt en niet met je hart?
Niet dat ik spijt heb hoor, het is fantastisch om keramist te zijn! Want hoewel mijn vader primair reageerde met de woorden: "Er bestaan geen rijke pottenbakkers!" toen ik vertelde over m'n studiekeuze destijds, heb ik nog nooit in het rood gestaan (of in de buurt daarvan), of zelfs maar zonder minder werk gezeten dan ik wilde.
En een andere gevleugelde uitspraak van een collega-kunstenaar/beeldhouwer die ging: "Oh, had ik maar nóóit een vak geleerd!" over zijn verlangen naar een gewone 9-5 baan zonder rompslomp, onderstreep ik ook niet.
Maar je kunt zo eens dromen nietwaar. Op het Atheneum dacht ik een poosje om Biologie te gaan studeren, m'n lievelingsvak, maar dat heb ik opgevangen door met een hele knappe bioloog te trouwen! haha. Of Diergeneeskunde, daar heb ik ook even op zitten kauwen, ware het niet dat ik zwaar ontregeld raak van zelfs maar het minste beetje dierenleed.. ik ben nog steeds Bambi niet te boven! (Serieus!)
Nee, ik heb goede hoop dat het ook dán een creatief vak was geworden. En als ik moet raden dan denk ik: Illustrator.

Ik heb een zwak voor illustraties. Dat begon al met Fiep Westendorp als kind (Waarvan nu trouwens een mooie expositie gaande is in het gemeentemuseum van Helmond.) maar is inmiddels uitgebreid naar een heel scala aan illustratoren over de hele wereld. (Dank u internet!!) Bepaalde tekenstijlen kunnen me heel erg bekoren, bepaalde thema's ook (veel natuur en dieren, dus toch een beetje m'n schoolinteresses!) En hoewel ik zelf op de academie veel tekenles heb gehad, met verschillende technieken, anatomie, compositieleer, kleurkunde enz. enz. vind ik illustreren een heel ander verhaal. Het is allemaal ook wel weer een hele poos geleden.

Dus..
Dacht ik zo... Wat let me? Ik bedoel, niet dat ik een nieuwe beroepskeuze wil maken, maar wat let me om meer te leren van hetgeen ik leuk vind? Een zomercursus doen? Want die zijn er!
Misschien kom ik dan verder dan de kleine geïllustreerde dagboekjes die ik in de zomer maak waarbij ik alleen potlood en stift gebruik? Of de sporadische waterverf momenten.



Ik dacht er nog eens flink over na toen ik een verjaardagscadeautje maakte voor een (vogelaar-)vriend die nooit cadeautjes wil (iets wat je kinderen nooit zult horen zeggen, wanneer verleer je dat?) terwijl we hem juist zo graag iets géven, lastig is dat.
Om te plagen maakte ik voor hem een tekening van zijn grootste frustratie. De oneindige zoektocht naar de "kleine trap" (Dat is een vogel dus.) die al bijna 25 jaar duurt. Hij zoekt en zoekt, collega-vogelaars spotten 'm wel, maar hij is steeds net op de verkeerde plek, lijkt wel. Die beesten maken kennelijk hele leuke luchtsprongetjes in de baltstijd. (Je hebt ook een "grote trap" trouwens, die lijken meer op kippen (leuker!))

Had zo'n lol in het maken daarvan. Proberen een scène vast te leggen die alleszeggend maar ook grappig is. En enigszins herkenbaar natuurlijk.

En een klein beetje techniek erin verwerkt om het niet te simpel te houden voor mezelf.

En op het eind wist ik het zeker. Ik wil dit beter kunnen, of minstens in een breder perspectief kunnen leren zien. En aangezien we toch niet op vakantie gaan deze zomer, en ik nog steeds niet in de buurt van rood sta, heb ik me opgegeven voor een korte maar intensieve Illustratie-zomercursus. 4 dagen van 10:00-17:00 u. helemaal onderdompelen in tekenen-tekenen-tekenen. Iets anders is voor mij trouwens ook niet mogelijk want omdat ik zelf wekelijkse cursussen geef heb ik zelden voor langere tijd een avond vrij om een gewone korte- of jaarcursus te volgen. Eind augustus is het pas maar ik heb er nu al zin in.

Een blogberichtje dat eens niet over de moestuin of kippen ging.  ; ) Hoewel ik verwacht dat dat straks wel onuitputtelijke tekenthema's zullen zijn. Sterker nog, ik denk zelfs dat m'n keramiek ook meer richting 'groene' kant op zal gaan. Wie weet?
Tijd om eens uit dat bad te komen misschien!

dinsdag 22 juli 2014

C: Ode aan de biet

Ik zal het maar gelijk opbiechten: Tot een paar jaar geleden is mijn leven compleet biet-loos verlopen. Ongelogen! Mijn vader heeft daar een enorme rol in gespeeld want die lust ze ab-so-luut niet. Zacht uitgedrukt.
Dat had misschien met m'n oma's kookkunsten te maken, maar het resulteerde begin jaren '60 wel in zijn volgende historische verwoordingen, uitgesproken tegen mijn moeder rond hun verloving: "Als er óóit bietjes op tafel komen vraag ik dezelfde dag nog een scheiding aan!" Slechts half voor de grap.
Hij groeide in zijn verdere leven ook nooit over zijn weerzin heen. Van kinds af aan hebben we hem vaak horen verklaren hoe vies hij die dingen wel niet vond, met hun laffe wee-zoete smaak, waarbij hij meestal ook wat braakachtige geluiden maakte en fictieve rillingen over z'n rug liet lopen om het wat kracht bij te zetten. Wat Mirjam en ik dan weer heel grappig vonden om te zien, hoewel we natuurlijk hartstikke geïndoctrineerd werden.
Zelfs nu hij halverwege de zeventig is en al 50 jaar getrouwd, moet je bij hem nog steeds niet over bietjes beginnen. Tenminste, mits je hem niet in walging wil zien uitbreken. Het gevolg van deze 'opvoeding' was dan ook dat ik, zelfs allang uitgevlogen en zelfstandig wonend, nóóit aan bietjes ben begonnen. Ik keek wel uit, vieze dingen! En zo kropen de jaren gestaag maar biet-loos voorbij.

Tot Mirjam een paar jaar geleden opeens op een onverwacht ogenblik zomaar opbiechtte dat "bietjes best wel lekker waren". Ik keek haar vol ongeloof aan. Bietjes? Lekker? En ook, "Hoezo eet jij bietjes?" (Mirjam is altijd het voorbeeldige engelachtige ideale kind geweest, in vergelijking tot mij waarbij juist van alles tegendraads en ondeugend was. Dat nou juist zij degene was die het bieten-principe van m'n vader zou ontworstelen, hihi.)
Maar ze had wel gelijk, ontdekte ik al snel.
Bietjes zijn héérlijk.

Sorry pap.

En bietjes zijn ook zo eindeloos mooi. Dat moet ook gezegd. Ten eerste geeft een veld vol bieten de mooiste kleur groenlof die er bestaat. Bietengroen, prachtig! Maar de ware sensatie zit natuurlijk in de knol. Zo'n nostalgisch modderig, middeleeuws aandoend geval. Schoongemaakt en in de pan lijkt het alsof je een paar eeuwen terugstapt in de tijd en als boerenmeid boven het vuur in een ketel staat te roeren. Er is niets moderns aan het uiterlijk van een biet te ontdekken, daarentegen één en al weemoed naar vervlogen tijden, toen de term slowfood nog niet uitgevonden maar wél de norm was.
En dan... het moment dat je 'm doormidden snijdt en die prachtige wijnrode kleur tevoorschijn komt. Waar haalt zo'n biet die intens diepe kleur vandaan? Dat moet haast wel iets mystieks zijn. Zwaar en vol en donker. Totdat je het gaat verdunnen met iets romigs, dan komt opeens het mooiste retro-roze tevoorschijn wat maar denkbaar is, het lijkt wel toveren, alles klaart ervan op.
En de smaak... zoetig, aards. Niks niet laf en weeïg. Zowel warm als koud lekker, maar altijd comforting, om maar eens hip Engels te spreken.

Ik ben dus om. Bieten zijn niet meer weg te denken. M´n moestuin staat er voorlopig nog vol mee (want ze zijn uitgespreid over een lange periode te zaaien.) en af en toe pluk ik er een blaadje groen vanaf voor de kippen. Trouwens, dat groen kun je ook heel goed zelf eten door het op te bakken als spinazie, met wat knoflook en champignons, hmmmm. Dan wel even de harde hoofdnerf verwijderen door het blad in de lengte dubbel te vouwen en met een mes vlak langs die nerf te snijden.
Voor de gelegenheid hier verder nog drie varianten die je van bietjes kunt maken. Mijn drie lekkerste bietenrecepten.

De biet in 3 gerechten

Vegetarische Borstsj. (Slavische bietensoep)

Daar bestaan natuurlijk allerlei verschillende recepten van, traditioneel of niet, maar één ding is duidelijk. Er gaan zeker rode bieten in! Dit recept heb ik van Miss Sophie Dahl, kleindochter van... Die zag ik ooit op tv haar kookprogramma doen en ik viel voor haar simpele en makkelijke stijl.

Ingrediënten
-paar lenteuitjes, ongeveer 4 stengels
-paar rode bieten, ongeveer 4 zo groot als kleine sinaasappels.
-groentebouillon, ongeveer 1 tot 1,5 liter.
-sap van halve citroen
-crème fraîche (al gebruik ik nu een lactose-vrije variant gemaakt van cashewnoten)
-zout en peper
-scheutje wodka (Maakt het Russischer, maar haalt daarnaast ook de aardse smaak omhoog.)

Om de bieten te garen en ontvellen moet je ze eerst koken. Dat doe je in een pan water op het vuur en daarvoor moet je zorgen dat de biet nog helemaal héél is anders gaat ie bloeden. Dus ook kop en kont er nog aan laten zitten. Afhankelijk van de grootte duurt dit 40-60 minuten, slow-food he?
Daarna kun je, als het goed is, het velletje er heel makkelijk vanaf vegen met je vingers.

Smoor in een pan de kleingesneden lente-uitjes even zacht en doe dan alle ingrediënten in een blender en mix het tot soep. Laat eventueel afkoelen want je kunt deze soep zowel warm als koud eten. (Ik vind koud het lekkerst) Roer er voor het opdienen zwierig nog wat extra crème fraîche door. Klaar!
Priejatnawa apjetieta!


Uit een klein stukje achtertuin ruimde ik laatst wat kleine bietjes en mei-knolletjes. Te weinig voor een volledige maaltijd maar genoeg als bijgerechtje. De mei-knolletjes gingen door de aardappelpuree maar van de bietjes maakt ik een...

Turkse koude bietensalade

Ingrediënten
-bietjes (vooral verschillende kleuren bietjes staat gezellig, maar hoeft natuurlijk niet)
-yoghurt (ik gebruik nu geitenyoghurt, koemelk-vrij) paar eetlepels
-beetje citroensap
-scheutje olijfolie
-snufje kaneel
-klein teentje knoflook
-peper en zout
-gesnipperde peterselie ter garnering

Kook de bietjes gaar en ontvel ze. Snij ze vervolgens in blokjes of schijfjes. Maak dan van de overige ingrediënten een sausje en schep dat door de bietjes. Garneer met peterselie en serveer koel. Heeel erg lekker!
Afiyet olsun!

Tot slot de meest pure vorm om bietjes binnen te krijgen, namelijk puur en rauw als sap. Het is wel handig als je hier een sapcentrifuge voor hebt natuurlijk. Hoewel het volgens mij ook wel in een blender kan, maar dan is het een stuk vezeliger uiteraard. Ga liefst uit van biologisch, onbespoten ingrediënten, anders eerst even schillen. Ook hier bestaan natuurlijk allerlei recepten voor. Dit is een van de varianten.

Bietensap (Krotensap)

Ingrediënten
-1 a 2 rode bieten, rauw
-1 wortel
-2 appels
-stukje gember

Pers er sap van en drink lekker op. Dit is een hele goede en lekkere ontgifter om de dag mee te beginnen. En iedereen die m´n citroenenblog heeft gelezen weet dat ik op dit moment erg lief ben voor m´n lever en darmen. Bieten zitten zo bomvol met allerlei goede dingen dat ik het niet eens kan onthouden! Maar de term superfood is wel op z´n plaats.

Ik heb er vandaag zelfs speciaal m´n bieten-rode t-shirt voor aangetrokken. (Heel handig tegen de vlekken, haha.) En nu maar hopen dat m´n vader deze blog niet leest anders worden we misschien wel onterft!!

zondag 20 juli 2014

C: Fruitleer maken

  
Een van de redenen waarom ik een paar jaar geleden een dehydrator kocht, was vanwege het kunnen verwerken van allerlei fruitoogst uit de tuin. Want het meest voor de hand liggende is namelijk meestal om fruit te verwerken tot jams of siropen, en ik ben daar eigenlijk niet zo van. Tenminste, niet van alle suiker die daar in moet om het voor langere tijd houdbaar te maken.

Het voordeel van drogen (dehydreren) is dat je geen suiker nodig hebt voor de houdbaarheid, want door het drogen is het vocht geheel (of grotendeels) weg waardoor schimmel geen (of veel minder) kans maakt. En vaak bevat rijp fruit van zichzelf genoeg (fruit-)suikers voor een natuurlijk zoete smaak. Sterker nog, door het drogen wordt de smaak juist veel intenser. Veel lekkerder en gezonder dus.
Het maken van 'fruitleer' is nou bij uitstek ideaal om te maken in een dehydrator. Het kán overigens ook in een gewone oven (op een hele lage stand) maar ik was daar zelf iets minder over te spreken. Vooral omdat de oven dan hééél lang in gebruik is. (Het duurt namelijk wel eventjes om al het vocht uit het rijpe fruit te laten drogen.) Maar mocht je dat geen probleem vinden dan is het zeker een mogelijke optie.

Want nu is het zomer in Nederland, de tijd van veel vers fruit. We zijn begonnen aan de zogenaamde 'hondsdagen'. De periode van  grofweg 20 juli - 20 augustus waarin het vaak warm en broeierig is met veel kans op onweer. Goed groeiweer! Ook zijn we letterlijk én figuurlijk in de pruimentijd beland. Het is hier heerlijk stil en leeg want iedereen is in de hitte in de auto gestapt om in files naar Frankrijk te rijden, ofzo. Zo krijg je dus vanzelf rust in eigen land!  Hmmm.
En dat van die pruimen die van alle kanten nu worden aangeboden, daar maak ik dus lekker fruitleer van zodat we daar ook in het midden van de winter nog van kunnen genieten. Puur en ongezoet!

Eerst een kwestie van ontpitten, en genieten van die mooie kleuren. Pruimenpaars en okergeel past zo goed bij elkaar. Eclectische retrokleuren vind ik het, en iets voor een jazz-muziekje op de achtergrond.

In de keukenmachine is alles vermalen tot een papje. (Ik heb er ook nog een banaan en een restje ananas bijgedaan want die waren hier bijna over de top. Fruit rijpt zo snel nu.) Voor fruitleer zijn teflex-sheets heel handig, die kun je als accessoire bij de dehydrator kopen, want ze lekken en plakken niet. Als je fruitleer in de oven maakt leg je het op een siliconen ovenmatje of op bakpapier (niet op aluminiumfolie en ook niet rechtstreeks op de ovenplaat want daar ga je spijt van krijgen!)
En dan kan het drogen beginnen. Die droogtijd is afhankelijk van de ingestelde temperatuur, de dikte van de uitgestreken laag (liefst niet dikker dan 5 mm.) en de nattigheid van je papje. Ik droogde het op ongeveer 40 graden en dat duurde 16 uur. (Ja echt, zo lang dus.) Je kunt het ook iets warmer drogen, rond de 50 - 60 graden. Liever niet hoger.

Wat je dan overhoudt is een 'leerachtige' plak ingedroogd vruchtenpap. Heel geconcentreerd van smaak. Dus niet dat het naar leer smaakt.. maar het vóelt leerachtig. Vaak voelt het ook nog een klein beetje 'plakkerig', in de zin dat twee van die fruitplakken met een beetje voorstellingsvermogen na verloop van tijd aan elkaar zouden blijven plakken en moeilijk los te trekken zijn. Niet dat je vingers er meteen aan blijven plakken, dan is de droogtijd nog niet lang genoeg geweest.

Door het drogen is het fruitleer ook dunner geworden, doorschijnend zelfs. Mooi hè?

Je kunt het bewaren bij kamertemperatuur. Dan is het ongeveer een maand houdbaar in een glazen of luchtdichte pot. Als je het in de koelkast legt een stuk langer, en in de vriezer wel een jaar! Hoe dan ook, mits je het niet meteen oppeuzelt zul je moeten zorgen dat je het makkelijk kunt bewaren. Oprollen wordt het meest toegepast, hoewel het ook in platte stukjes geknipt/gescheurd kan worden.
Om dan samenkleven te voorkomen kun je stukjes bakpapier tussen de repen leggen.

Hier worden de bredere repen allemaal in één rol tegelijk opgerold.

Je kunt ook een plak fruitleer apart oprollen door het op een passend stuk plasticfolie te leggen waarvan de onderkant net een stukje omgeslagen ligt, en dan rollen.

Eventueel daarna in kortere pijpjes doormidden geknipt zodat het in een vrieszakje past. En natuurlijk altijd opschrijven wat erin zit, qua smaak.

Hoe gebruik je het?

Je kunt fruitleer zo eten. Een stukje afscheuren en, hup, je mond in. Laat het even zacht worden en proef hoe de smaken dan loskomen. kleine explosie! Heel handig ook voor onderweg want je hoeft niets te schillen en doordat het niet lekt krijg je er ook geen plakkerige handen van.
Je kunt het ook in allerlei vormen knippen als extra versiering (en smaak) bij toetjes. Als je een beetje handig bent kun je er zelfs 3D bloemenvormen mee maken, dát is pas een feestje om te eten!
Nou ja, eigenlijk voor alles waar je anders ook fruit voor zou gebruiken. In gebak meebakken, door smoothies heen, en als je het weer in een klein laagje water legt wordt het weer een zacht vruchtenpapje.

Mogelijke combinaties.

Bijna al het fruit is wel te gebruiken, en het leukste is natuurlijk om smaakcombinaties te gaan verzinnen. Je hoeft het niet bij fruit alleen te laten trouwens, ook groente kun je erin "verstoppen" en met kruiden kun je ook veel smaak bepalen. Het hoeft dan natuurlijk ook niet per se zoet te zijn, hartige groente-leer kan net zo lekker zijn. (Denk..tomaten met gemalen pijnboompitjes, basilicum en kruidenzout.... ik verzin maar wat? Lijkt me best lekker.)
Mocht je voor de zoete variant het fruitsuiker alleen niet zoet genoeg vinden dan kun je ook altijd wat honing toevoegen, of maple syrup, of agavesiroop of dadelstroop. In ieder geval wordt vloeibaar zoetstof aangeraden boven korreltjesuiker vanwege de textuur. Maar bedenk wel, door het drogen wordt het vanzelf al veel zoeter. (Want geconcentreerder.)

Enkele mogelijkheden om je lekker te maken:
-Ananas met banaan, waarover kokosrasp gestrooid voor het drogen.
-Blauwe bes met banaan.
-Appel met peer, waarover kaneel gestrooid voor het drogen.
-Abrikoos met pruim en vanille (peul of extract.)
-Aardbei met munt
-Ananas met mango.
-Banaan met honing en citroen
-Perzik met vanille (Peul of extract) waarover amandelschaafsel gestrooid voor het drogen.
-Bosvruchtenmix (Braam, framboos, blauwe bes, bosbes etc.)
-Kersen met banaan en limoen
-Google anders eens op fruitleer, of fruit leather voor meer inspiratie.

Oh.. de mogelijkheden zijn eindeloos eigenlijk. Bedenk wel dat het een niet té waterig papje kan worden dus hou daar rekening mee met je keuze (of voeg anders wat (meer) banaan toe, of laat het een poosje uitlekken in een kaasdoek.) En ga zoveel mogelijk uit van rijpe producten want die smaken het best. Geen schimmel- of beurse plekjes!
Mooi werkje voor de gelukkige thuisblijvers, toch? Veel plezier!

donderdag 17 juli 2014

C: Slome kip, check-up

Dit is Rocky. Ze is niet mijn kip, maar een van de drie grote Barnevelder kippen van Ko. En Ko ken ik weer van het bos waar we altijd onze honden uitlaten. Toen begin dit jaar het lieve oude hondje van Ko overleed besloot hij, ook vanwege zíjn hoge leeftijd, om niet meer opnieuw aan een hondje te beginnen, maar kippen..... dát leek 'm wel wat. Dus vol goede moed begon hij eigenhandig aan de bouw van een kippenhok. Dat viel niet altijd mee in z'n kleine hobbyschuurtje en met z'n slechte rug, maar uiteindelijk stond het er wél! Met als gevolg dat we al gauw samen op zoek gingen naar 3 barnevelders op internet, en nog op dezelfde dag een beetje giebelend in de auto stapten om ze te gaan halen. 3 mooie dames van een jaar oud. Wat een pracht!

Sindsdien houden Ko en ik elkaar op de hoogte van allerhande kippen-zaken. En zo hoorde ik op een gegeven moment dat Rocky, die van het begin af aan toch de dominante kip was geweest, een beetje slomer werd. Ze stopte met eieren leggen, werd gaandeweg verstoten van haar voetstuk en kwam onder aan de pikorde terecht. Ook at ze steeds minder gulzig en verbleef meer en meer op de achtergrond. De andere twee kippen (Okkie en Stokkie) leken nergens last van te hebben
Ko begon zich langzamerhand toch wel een beetje zorgen te maken.


Aangezien Ko zelf niet meer de lenigheid heeft om achter een kip aan te rennen of diep te bukken, ben ik de ren ingegaan om Rocky te vangen en om haar een check-up te laten ondergaan. Niet dat ik de grootste kippendeskundige ben verder, maar misschien kon ik wat vinden.
Zorgvuldig bekeek ik eerst haar kop en snavel. Geen snot of benauwdheid te bekennen, heldere ogen. Ook binnenin haar bek zag ik geen verwondingen of verdikkingen. Daarna voelde ik haar krop, maar die voelde goed. Desnoods een beetje aan de lege kant zo laat op de dag, maar geen sprake van harde -of zure krop. Vervolgens zocht ik onder haar vleugels en veren naar luis, maar ook daar niets. Legnood leek me een beetje vergezocht na anderhalve maand zonder een ei te hebben gelegd, dus inderdaad, ook daar geen afwijkingen. Kontje was ook schoon. Ze poept niet veel, maar dat wat eruit komt is normaal, geen bloed ofzo. Wel was ze in vergelijking met de andere twee kippen, die voor de gelegenheid ook meteen een check-up kregen, behoorlijk aan de lichte kant. Ben speciaal voor haar wat meelwormpjes gaan halen, waar kippen over het algemeen zowat een moord voor doen, ze at er geen één.
Eigenlijk kon ik dus niets vinden waar ik iets zinnigs over kon zeggen. Behalve dan dat het wellicht slim was om naar de dierenarts te gaan want er is overduidelijk iets mis dat ze zo vermagert. Maar wat? Parasieten misschien?

Arme Rocky.

Ko ging dus de volgende middag naar zijn dierenarts, met Rocky in een verhuisdoosje in het aanhangertje van z'n fiets. Na afloop kwam hij bij me langs en gelukkig was ik net thuis van m'n werk. De dierenarts had namelijk gezegd dat ze eigenlijk niet zo veel afwist van kippen en verwees Ko door naar de dichtsbijzijnde kippendeskundige. En dat bleek "mijn" dierenarts Jan te zijn. Die zit wel zo'n 10 kilometer verderop, dus op de fiets niet zo handig. Of ik zou willen rijden? vroeg hij voorzichtig.
Natuurlijk Ko, stap gauw in dan rijden we ernaartoe.

Jan stond ons al op te wachten.
Een mooi gezicht, twee oudere mannen en een kip. Ko deed zo goed als het ging z'n verhaal, Jan hoorde het geduldig aan. Ik vreesde een onoplosbare zaak maar ik blijk gelukkig niet voor niets géén deskundige, want na een klein onderzoek zei Jan stellig: "Bloedmijt!"

-Bloedmijt? En de andere twee kippen dan? Die hebben nergens last van.
-Nóg nergens last van, zei Jan. Die hebben nóg nergens, zichtbaar, last van. Het is niet vreemd dat bloedmijten eerst de zwakste kip uitkiezen, maar als je maar lang genoeg wacht dan volgen zij ook. Het is dit warme vochtige weer, die mijten tieren daar welig op. En als je hok wat kieren bevat dan kun je er haast donder op zeggen dat ze er zijn!

Het lichamelijke bewijs van zijn theorie vond hij bij het kontje van Rocky:
Het komt op de foto niet zo duidelijk over, qua kleur, maar het kontje is dus de plek waar je de naakte huid goed kunt bekijken en die zag er te geel uit, in vergelijking met hoe het hoort te zijn. En dat gelige is een teken van bloedarmoede. (Weer wat geleerd!)
Arme Rocky heeft dus bloedarmoede en voelt zich slap en moe en lusteloos.

Maar het is óók goed nieuws, in de zin dat je er iets tegen kunt doen. Rocky kreeg in ieder geval meteen een spuit met vitamines en een beetje ijzer. Daarnaast ook nog een breedspectrum antibiotica om ervoor te zorgen dat ze door haar zwakte iets meer beschermd was. En Ko kreeg een beetje 'ByeMite' mee om het hok mee mijtvrij te krijgen. Het meest effectieve middel, volgens Jan. Hij gebruikte het zelf ook.

Daarvoor moet je je hok eerst schoonmaken, Byemite oplossen in water volgens de aanwijzingen van de bijsluiter, in een plantenspuit doen en daar vervolgens het hok mee inspuiten. (Vooral bij de zitstok en in naden en kieren.) Kippen kunnen dan trouwens 's avonds weer gewoon in dat hok slapen. Ook slim om buiten in de buurt van het hok op de grond wat te spuiten. Na een weekje nog eens herhalen en klaar ben je. Het is trouwens logisch dat een hok met kieren veel meer risico loopt. Afkitten kan een hoop leed besparen want als deze nachtelijke aanvallen te lang duren kan een kip werkelijk doodgaan door de gevolgen van bloedmijt. Dat zou wel erg lullig zijn!
Wat ook flink kan schelen is om je zitstok 'zwevend' op te hangen, zodat de mijten niet bij de kippen kunnen komen.

Het gemene van bloedmijten is...je ziet ze niet. Ze komen 's nachts tevoorschijn uit hun kiertjes, klimmen massaal op de kip, doen zich tegoed aan een heerlijk bloedmaal en zijn voor zonsopgang weer verdwenen. Wil je ze vinden dan zul je met je vinger onderlangs zitstokken kunnen wrijven. Soms vind je dan bloed, soms vervellingshuidjes. Of je kunt 's nachts met een zaklampje je kip of het hok checken. Bloedluizen zijn van zichzelf geel-grijzig van kleur, maar na hun feestmaal zijn ze vuurrood.
Luizen die een kip overdag op haar lijf kan hebben rondlopen zijn dus nooit bloedmijten, maar bijvoorbeeld veerluizen. Ook geen pretje en zeker een behandeling met een anti-luismiddelen waard. Vraag daarvoor altijd raad bij een dierenarts. En zorg daarnaast voor een goed zandbad.

Inmiddels is Rocky weer thuis na haar grote reis. Morgen wordt het hok schoongemaakt en behandeld en hopelijk trekt ze dan gaandeweg weer helemaal bij. Maar of ze dan ooit weer de dominante kip gaat worden die ze daarvoor was is de vraag natuurlijk. Zolang ze maar gezond en gelukkig is. En Ko een beetje zorgenvrij!

P.S. Net voor de zekerheid in het donker mijn eigen hok en kippen eens goed bekeken, en hun kontjes trouwens ook. Zitstokken en hoekjes afgegaan. All clear. Pfew! Afgezien van broedse neigingen zien ze er verder ook kiplekker uit. Dit gaat voortaan wel mee in de check-up-routine die ik om de zoveel tijd uitvoer, kontjeskleur-kijken, joehoe!

dinsdag 15 juli 2014

C: Doe-het-zelf: Hydrolaat

Gisteren schreef ik een blogverhaaltje over de workshop destilleren die ik laatst heb gevolgd, waarbij ik leerde om een etherische olie te maken met daarbij een hydrolaat (bloemenwater) als bijproduct. Ontzettend leuk om te doen en het liefst zou ik daar uiteraard van alles over willen vertellen zodat jullie daar zelf mee aan de slag kunnen. Maar het punt is dat je voor het zelf maken van etherische olie een speciale destilleerketel nodig hebt, en dat heeft natuurlijk niet iedereen zomaar in z'n schuurtje staan... Maar niet getreurd, het zelf maken van een hydrolaat kun je wél makkelijk thuis, met redelijk normale keukenspullen ook nog. 

Gezien mijn geïllustreerde dagboekjes, die ik altijd in de zomer maak, is het vandaag zelfs precies twee jaar geleden dat ik m'n laatste hydrolaat maakte. Toen van het snoeiafval van m'n lavendelhaagje. En voor het eerst in m'n 'nieuwe' sappan. Het was dus een dubbel experiment, want ik wist niet zeker of je van alleen lavendelblaadjes een lukkend hydrolaat kon maken, én ik wist ook niet zeker of het überhaupt wel in een sappan kon, want daar had ik nog nooit informatie over gevonden.
Het resultaat (de geur vooral) viel nogal tegen en vond uiteindelijk geen vervolg meer. Wat eigenlijk jammer is want inmiddels weet ik dat het ondanks de tegenvallende resultaten juist een héél geslaagd experiment was.

Want "Ja", je kunt van alleen lavendelgroen een hydrolaat maken. Beter ook bloesem erbij, toch wel, maar óók het bovenste groen bevat de benodigde geurstoffen. Het feit dat het destijds niet lekker rook lag aan het simpele feit dat een lavendel-hydrolaat van nature gewoon niet zo lekker ruikt. Die kennis heb ik pas een paar dagen trouwens, sinds ik dus die workshop lavendel destilleren heb gevolgd en daar aan een 'officieel' lavendel-hydrolaat heb kunnen ruiken.. mwâh (oftewel jèk!) Ongeveer hetzelfde muffe luchtje als ik thuis had gemaakt.

En "Ja", je kunt ook in een sappan een hydrolaat maken. Heel goed zelfs. Dat had ik toen al gemerkt natuurlijk, alleen heb ik 'm daar daarna nooit meer voor gebruikt. Dus mocht je een sappan hebben, en het lijkt je leuk om eens een hydrolaat te maken, dan kun je die daarvoor gebruiken. Al moet je 'm uiteraard daarna goed schoonmaken.

Maar niet iedereen heeft een sappan natuurlijk, dus laat ik vandaag zien hoe je met gewone spullen ook uit de voeten kan. Zoals ik het zelf ook deed vóór ik het uiteindelijk met die sappan ging proberen.
Maar eerst iets meer over hydrolaat zelf.

Wat is een hydrolaat?

Een hydrolaat (of hydrosol in het Engels) kennen we in de volksmond als bloemen- of kruidenwater. Het is een bijproduct wat ontstaat bij het maken van etherische olie uit stoomdestillatie. 
Bij de productie van etherische olie wordt alleen hete stoom door plantmateriaal gevoerd wat vervolgens weer wordt gecondenseerd. In die condens zit dus het zuivere stoomwater, plus vluchtige bestanddelen die door de stoom zijn losgemaakt uit het plantenmateriaal. Dat zijn onder andere wateroplosbare stoffen en een klein gedeelte etherische olie. Uiteraard is voor de productie van etherische olie alleen dat laatste gedeelte interessant, en dat wordt dus ook gescheiden van het gecondenseerde stoomwater. 
Echter, ook in dat stoomwater zitten stoffen van het oorspronkelijke plantmateriaal. Het bevat noemenswaardig veel minder geconcentreerde hoeveelheid aan etherische olie, maar wel veel andere (wateroplosbare) stoffen zoals plantzuren, die vanwege hun zuurgraad erg heilzaam en breed toepasbaar zijn. (Die plantzuren zitten nu juist weer niet in etherische olie.)
Hydrolaten zijn veel zachter in gebruik vergeleken met etherische olie. Voor rechtstreeks gebruik op de huid (in crèmes, deodorants, gezichtstoners, voetenbaden) zijn ze heel geschikt. Maar ook voor schoonmaakmiddelen, luchtverstuivers, textielverfrissers of aromatherapie. En zijn etherische oliën vaak véél te intens om voor baby's, zwangere vrouwen of dieren te gebruiken, een hydrolaat kan dan wel.

Welke planten kun je gebruiken?

Het meest bekende is misschien wel het rozenwater. Dus heb je een geurige roos in de tuin staan dan is dat zeker iets om uit te proberen. Die moet je wel heel vroeg op de dag plukken, dan ruiken ze het sterkst. En meteen verwerken dus. Echt een ochtendklusje. 
Muntsoorten zijn een andere favoriet. Die ruiken zo heerlijk fris dat het eigenlijk niet kan mislukken. Hetzelfde geldt voor citroenmelisse of het sterkere citroenverbena. 
Nepeta (kattenkruid) zullen de poezen misschien wel waarderen, bedenk ik nu.
Lavendel kan ook maar ruikt als hydrolaat helemaal niet zo lekker. Dan kun je de bloesem beter drogen en er andere leuke toepassingen voor verzinnen.

Meer kruidige varianten zijn vooral rozemarijn en tijm. Al heb ik die zelf nog nooit gemaakt. Hetzelfde geldt voor dennen/sparrennaalden (in kleine stukjes gesneden), salie, goudsbloem, vlierbloesem. Phoe, volgens mij kun je het ook van kamperfoelie maken. Voor de zekerheid zou ik het laten afhangen of het ook eetbare bloemen en kruiden zijn. Dus hoe lekker bijvoorbeeld een wisteria (blauwe regen) ook ruikt, die zou ik toch mooi laten hangen. Maar verder.. Oregano? Dragon? Zomeralsem? Basilicum? Ik zou niet inzien waarom niet. Maar of ze allemaal lekker gaan ruiken is een tweede natuurlijk!

En nu aan de slag:

Je hebt nodig:
  • Een grote pan
  • Een wok die op de grote pan past, of een bolle deksel
  • Een stoomzeef (zo'n metalen ding waar je groenten in klaarstoomt)
  • Een vuurvast schaaltje
  • (Of geen van bovenstaande als je een sappan hebt)
  • Plantmateriaal (vers geplukt of gedroogd, afhankelijk van de plant)
  • Filter (koffiefilter bijvoorbeeld)
  • Schoon potje voor opslag
1) Vul een grote (liefst ook hoge) pan met een klein laagje water.

2) Plaats daarboven een stoomzeef. Zorg er wel voor dat het waterniveau in de pan onder de zeef blijft.

3) Leg dan het gewassen plantmateriaal erin en hou daarbij het midden vrij. (Ik gebruik hier munt. Spearmint om precies te zijn. Muntsoorten zijn heel geschikt om hydrolaten van te maken!) Iets van drie handjes vol.

4) Plaats in het vrijgehouden midden een hittebestendig schaaltje (niet te breed anders kan de stoom er niet langs) en zet het vuur aan.

5) Hang nu de wok in de pan, of een omgekeerde deksel die wat bol loopt. (Vanwege de bolle onderkant druppelt straks het condensvocht eerst naar het laagste punt voor het omlaag druppelt, precies het hittebestendige bakje in.)
In dit geval heb ik trouwens de wok een avond van tevoren, gevuld met water, in de vriezer gezet zodat er een klomp ijs in is gevroren. Dit hoeft niet per se. De methode die vaker wordt gebruikt is om het vlak voor gebruik te vullen met koud (ijs)water met ijsklontjes erin. Maar ook dat is eigenlijk op zich niet strikt noodzakelijk. Het gaat erom dat het stijgende stoomwater kan condenseren tegen een kouder oppervlak, en in principe is de wok ook zonder koud water altijd kouder dan het stoomwater. Dus condenseren zal het wel. Maar als het wél koud water of ijs bevat gaat het wellicht sneller? In ieder geval wordt de wok zo niet onhandelbaar heet, en dat is handig want af en toe zul je 'm even op moeten tillen om te spieken.

Als er geen goede sluiting is tussen pan en wok, maar bijvoorbeeld een kiertje, dan kun je dat oplossen door een theedoek  in de lengte op te vouwen en op de rand van de pan te leggen als 'tochtstrip'. Let wel op dat de theedoek veilig ligt en geen vlam kan vatten! Dit probleem heb je soms als je pan niet hoog genoeg is. In mijn geval raakte de wok net het hittebestendige schaaltje, en dan werkt het hele principe natuurlijk niet.

Draai het vuur lager en laat de magie op z'n gemakje gebeuren. Geen reden om dit snel te willen doen, neem de tijd. Door de warmte van de stoom die tegen de onderkant van de wok komt zie je hier trouwens dat het ijs al begint te smelten.

Na een half uurtje op een laag vuur is het ijs zelfs al bijna weg. De keuken is inmiddels vervuld met een heerlijke muntlucht, ontsnapt bij het spieken tussendoor.

En dat is mooi want ook het schaaltje zit inmiddels vol gedruppeld met hydrolaat. Je ziet dat het plantmateriaal (spearmint) behoorlijk is ingezakt. Die heeft z'n werk gedaan en mag bij de compost.

Het is slim om het hydrolaat vervolgens even te zeven. Dat kan heel simpel in een koffiefilter. Kun je ook meteen zien hoeveel er geproduceerd is. 200 ml. Netjes!

Dat gaat in een schoon en gesteriliseerd potje. Kijk eens hoe helder dat vocht is! En de geur is echt heel intens, dringt meteen tintelend door je hele hersenpan heen en diep je longen in!

Dat was het alweer. Ik zei toch dat het makkelijk was!

Hydrolaten bewaar je het best in de koelkast, dan is het zeker een jaar houdbaar. Schrijf voor de duidelijkheid erop wat het is en wanneer het is gemaakt, dan weet je dat over een paar maanden ook nog, als het dan tenminste nog niet op is. Want voor dit weekend komt er een korte tropische periode aan, toch? Kun je je voorstellen hoe verkoelend het moet zijn om dan je bezwete kop in te kunnen sprayen met dit spul in een spuitflesje! Aah, puur genot! Of als verfrissing in het kippenhok, ook lekker!

Tot slot even een foto voor de duidelijkheid, want het lijkt een heel gedoe om op deze manier een beetje munt in water op te lossen. Kun je dan niet makkelijker het plantmateriaal helemaal in het water doen en zo laten trekken? Als een soort thee?
Nou, natuurlijk kan dat. Maar dan krijg je een soort gekleurde vloeistof waar overduidelijk meer in opgelost zit dan de zuivere vluchtige (geur)stoffen. Dat is dan ook geen hydrolaat maar een vloeistof dat door infusie is ontstaan, dus een thee of tisane. Of, als het langer heeft getrokken een afkooksel of decoct. Op zich niets mis mee, maar de toepassing is anders. Tisanes en decocten worden meer voor inwendig gebruik toegepast. Om te drinken dus. Ook lekker toch, Muntthee?

maandag 14 juli 2014

C: Workshop: Destilleren

Afgelopen weekend heb ik een workshop (stoom)destillatie gevolgd. (Niet verwarren met distilleren trouwens, want dan heb je het over het stoken van alcohol!) Destilleren is een methode om etherische oliën en hydrolaten (bloemenwaters) te maken en aangezien ik veel met etherische oliën werk (bij het zeepmaken, schoonmaken, sfeermaken, etc.) én me inmiddels wel een half kruidenvrouwtje kan noemen, paste dit heel mooi in mijn straatje. Dat wil zeggen, hydrolaten heb ik al wel vaker gemaakt, dat kan vrij eenvoudig thuis in je eigen keukentje,  maar etherische olie....dat is even andere koek.

Vorig jaar had ik mezelf in een hele gulle bui al een destilleerketel cadeau gegeven. Dat wilde ik al zooo lang, maar vanwege de prijs stelde ik het steeds maar uit, afwachtend of daarmee ook de interesse vanzelf zou wegebben. Maar nee, integendeel juist. Dus uiteindelijk kwam dan toch op een mooie winterdag het bestelde pakketje uit Portugal binnen. Een heuse ambachtelijk gemaakte alambiek van 10 liter, handgeslagen koper, prachtig vakmanschap. Alleen... nu de kennis nog om het op een goede manier te gebruiken! (Ik heb 'm zelfs nog niet helemaal in elkaar gezet.)

Voor informatie hoef je eigenlijk niet lang te zoeken. Vrij snel kom je al uit op de blog "In de koperen ketel" van Henk Ploeger. Daar is al heel veel theorie te vinden over stoomdestillatie en het maken van je eigen etherische olie. Maar, nog leuker, hij geeft ook workshops! En dan ook nog zowat om de hoek, in ons eigen Brabant! Dus daar hoefde ik niet lang over na te denken, zo'n kijkje in de keuken van een geoefende destilleerder. Afgelopen weekend was het dan ook eindelijk zover. De workshop "Lavendel (Lavandin) destilleren"!

In de achtertuin van Henk, extra overspannen met zeil vanwege mogelijke regenbuien die gelukkig nooit kwamen, stonden de spullen al klaar. Met 6 andere deelnemers was het naar zijn zeggen de eerste keer dat de mannen in de meerderheid waren. Een mooi divers clubje. Henk had verschillende destilleerapparaten staan, van koper, rvs en glas.. En ik had natuurlijk gehoopt dat we in zijn koperen ketel zouden gaan destilleren, zodat ik daarvan de kunst kon afkijken, maar vanwege gemak en formaat werd het de rvs-ketel. Het principe werkt overigens precies hetzelfde.


  1. De ketel moet een warmtebron hebben. Dat kan (als het formaat van de ketel het toelaat) je fornuis zijn. Of zoals hier via een gasbrander met losse pit buiten. Of, helemaal ambachtelijk, op een kampvuurtje. (Dat laatste geeft wel iets meer regelwerk tussendoor, qua warmteverdeling.)
  2. De grote ketel is het vat waar de plantmaterialen ingaan. Binnenin dit vat zit onderop eerst een laag water (hier 20 liter!) en een stuk daarboven hangt een rooster. Op dat rooster ligt een gaasdoek waar (ruim 3 kilo) gedroogde lavendelbloemen op gestort liggen. Het is heel belangrijk dat het plantmateriaal het water niet raakt maar dat alleen de stoom van dat water in contact komt met de lavendelbloemen. Het uiteindelijke product wordt daar zuiverder van omdat zo plantbestanddelen niet oplossen in het kookwater maar meteen door de stoom daarvan weggevoerd worden om elders te condenseren.
  3. Die hete stoom stijgt dus op en neemt onderweg de bestanddelen van de lavendel mee. Om niets van die stoom te verliezen is de deksel hier afgesloten met aluminiumtape. (Van oudsher werd dat met een roggepapje gedaan.) Eenmaal boven kan de stoom dan alleen maar de kant van de schuine buis op, die richting de koeling leidt.
  4. De ketel waarin gekoeld wordt is gevuld met water waar de buis (waar het stoom inzit) spiraalsgewijs in naar beneden loopt, en die vooraan onderin de ketel naar buiten een afvoer heeft. Het koelwater is overigens niet koud, gek genoeg, maar bovenin redelijk heet, in het midden lauw en beneden koel. Zo kan de stoom geleidelijk koelen en wordt het niet "plakkerig". Rechts van de koelketel zie je onder en boven een kraantje zitten, daarop zit de aan- en afvoer van een tuinslang gekoppeld die eventueel wat koud water van onderaf kan aanvoeren als het koelwater te heet wordt.
  5. Ongeveer 10 cm. van de bodem af zit aan de voorkant de afvoer van de spiraalbuis. Daar druppelt vervolgens het gecondenseerde stoomwater (waar etherische olie in meegenomen zit.) naar buiten waar het wordt opgevangen. Henk gebruikte hier een zogenaamde Florentijnse vaas voor. Een glaswerk dat de etherische olie makkelijker van het gecondenseerde stoomwater kan scheiden (doordat de olie op het water blijft drijven en zo af te gieten is.)
  6. Het vocht wat onder het drijvende olielaagje uit die Florentijnse vaas druppelt (bij de linker foto boven) en in een grote rvs kan wordt opgevangen, is het stoomwater zonder de etherische bestanddelen. Oftewel het pure hydrolaat (of bloemenwater). Als je destilleert kun je dus zowel etherische olie als hydrolaat 'oogsten'. 

Uiteindelijk wordt de vloeistof uit de afgegoten Florentijnse vaas (dus vooral de achtergebleven etherische olie met vaak nog wel een klein beetje hydrolaat) overgegoten in een scheitrechter, die kan ook het laatste beetje hydrolaat-water afvoeren. Van daaruit wordt de etherische olie gefilterd en in flesjes gevuld en afgetapt.

En ziedaar, anderhalf uur later stond daar ons eigen gebrouwen potje  'Lavandin' etherische olie klaar, 10 ml.! Nog een maandje laten narijpen en het is klaar voor gebruik!
De opbrengst voor Henk was trouwens groot. Groter dan hij zelf verwacht had. Dat kwam omdat hij dit keer voor het eerst met gedroogde lavendelbloesem werkte en niet met vers plantmateriaal waar ook altijd wat van stengels en bladeren bijzit, en meer vocht. (Bij lavendel kan dat trouwens, van de gedroogde vorm uitgaan. Dat is niet bij alle planten zo).

Naast het hele proces van lavendelolie maken gaf de workshop ook wat theorie en praktijk over etherische olie en destilleren in het algemeen met zich mee. Zoals informatie over welke planten geschikt zijn, hoe ze hun etherische olie aanmaken, opslaan en afgeven. Wat precies de samenstelling en geur beïnvloedt. Hoe je geur zou kunnen analyseren en omschrijven.
We kregen een hele hoop verschillende soorten lavendelolie te ruiken, om de verscheidenheid te vergelijken en proberen te omschrijven. (Oef, en het rook sowieso al zo lekker naar lavendel intussen. Eigenlijk was het een wonder dat we nog een beetje alert bleven na zoveel rustgevende geurtjes om ons heen!) Er waren daarnaast ook meerdere geursessies over het verschil tussen een complete etherische olie en een enkel geïsoleerd bestanddeel daarvan. Erg interessant om daar je neus eens in te kunnen steken.

Enigszins 'beneveld' weer richting huis. Met een hoofd vol luchtjes.
De volgende dag kregen we nog een flinke syllabus in de mail met een hoop van de theorie daarin beschreven. En de link naar Henk's verslag van deze middag. Klik hier.
Een aanrader dus, zo'n workshop etherische olie destilleren.

Voor degenen die liever eigenhandig aan de slag willen zal ik deze week trouwens nog het doe-het-zelf-verhaal posten over het maken van een  hydrolaat (dus het bloemenwater) in je eigen keuken. Dat is helemaal niet zo ingewikkeld en een leuk handigheidje om eens uit te proberen en daarna te gebruiken. (Een hydrolaat is overigens niet hetzelfde als water waar druppeltjes etherische olie inzitten, zoals je misschien zou denken. De samenstelling is heel anders. Daar zal ik dan ook over schrijven.)
Ik doe het dan trouwens niet met lavendel, want na deze workshop was het helemáál duidelijk, een hydrolaat van lavendel ruikt eigenlijk helemaal niet zo lekker. Niet frissig zoals de etherische olie, maar eerder muffig. Dus in plaats daarvan ga ik m'n muntplanten eens flink toppen voor een munt-hydrolaat. 
Hmmmm, lekker fris....stay tuned!

Update..Voor het zelf maken van hydrolaat: klik hier